Het Dorp

het-dorp

Als je over de Amsterdamseweg in Arnhem rijdt, is de kans groot dat je op een gegeven moment wordt ingehaald door een supersonische invalidenwagen. Waarschijnlijk is het een bewoner van het Dorp.

Vijftig jaar geleden gaf Mies Bouwman met een grote inzamelingsactie op tv het startschot voor de ontwikkeling van de gehandicaptenwijk. Het Dorp zou een plek worden waar mensen met een beperking zelfstandig kunnen wonen in een gewone omgeving. Dit jubileum werd afgelopen week uitgebreid gevierd. Groepjes managers en relaties in representatieve kantoorkleding liepen af en aan naar de grote witte feesttent aan de rand van Het Dorp. “Wat een mensen,” verzuchte een bewoonster  terwijl ze haar rolstoel tussen de verhoogde groentebedden van de moestuin door manoeuvreerde.

Het Dorp houdt het midden tussen een wederopbouwwijk en een vakantiepark. De bosrijke setting en de kleinschaligheid zorgen voor een kalme en vriendelijke sfeer. Passanten groeten elkaar als in een echt dorp. Het terrein is opvallend reliëfrijk, vooral als je bedenkt dat het speciaal bedoeld is voor mensen die slecht ter been zijn. Hadden ze in de jaren 60 ook al elektrische rolstoelen? De architectuur is modernistisch, met platte daken en horizontale belijning. Er zijn appartementen en knusse rijwoningen met een tuintje. Alleen de verbindingsgangen tussen de woningen lijken op een ziekenhuis, met automatische deuren, een systeemplafond en bakstenen wanden. Centraal in het dorp ligt de Dorpsbrink met een supermarkt en een brievenbus op rolstoelhoogte. Met een donkerbruine overkapping op slanke pilaren is het een echt jaren ’60 winkelcentrum. Aan een lantarenpaal hangen bewakingscamera’s. moeten die de bewoners in het gareel houden, of juist beschermen tegen kwaadwillende vreemdelingen? Er loopt een kleine kromme vrouw langs met een grote zwarte hond. Ze heeft hem niet aan de lijn, maar houdt hem strak onder appèl.

Volgend jaar worden alle gebouwen in het Dorp gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Er komen dan ook niet-gehandicapten wonen. Op deze manier wordt de integratie en emancipatie van mensen met een beperking weer een stapje verder gebracht. Bovendien is de verkoop van gezinswoningen natuurlijk gunstig voor de exploitatie van het omvangrijke instellingsterrein. In de etalage van de voormalige kapperszaak op de Dorpsbrink staat een maquette van de nieuwbouw. Het bosrijke, kleinschalige karakter blijft behouden, maar de nieuwe huizen krijgen allemaal een puntdak.

Zorgvlied

Kies, als het even kan, een miezerdag uit om Zorgvlied te bezoeken. Zo’n dag waarop het nooit helemaal licht wordt en je je ook niet helemaal wakker voelt. Neem een zwarte paraplu mee en trek een lange jas aan. Dan ben je het meest ontvankelijk voor de bitterzoete romantiek van de oude begraafplaats aan de Amstel.

Zorgvlied werd bijna anderhalve eeuw geleden ontworpen door vader en zoon Zocher, die ook het Vondelpark op hun naam hebben staan. De slingerpaadjes, de exotische boomsoorten en de doorkijkjes zijn kenmerkend voor hun knusse Hollandse variant van de Engelse landschapsstijl. Onder de monumentale taxus en hulstbomen is het extra donker. De haagjes die om de graven geplant zijn kwijnen weg, de zerken zinken langzaam in de veenbodem weg. Een groep halsbandparkieten vliegt schaterlachend over, op de achtergrond klinkt stadsrumoer.

Ik heb een boekje waarin alle beroemde mensen staan die hier zijn begraven. Instituten als Heineken en Carré. Annie M.G. Schmidt en Harry Mulisch. In het voorwoord staat: “Houdt u wel rekening met nabestaanden en bewonderaars die hier een waardige gedenkplek voor hun dierbaren hebben?” Bezoekers kunnen een klapstoeltje lenen, of een gieter. Ze zitten aan elkaar vast met zo’n slot dat ook voor winkelwagentjes gebruikt wordt. Twee euro moet er in, maar die krijg je na afloop dus weer terug.

De grafmonumenten uit de 19e en vroeg 20e eeuw zijn vaak pompeus en dramatisch, met marmeren engelen en symbolen van dood en eeuwigheid; afgebroken zuilen, gevleugelde zandlopers en vlinders. Modernere graven zijn vaak versierd met verwijzingen naar het leven van de overledene; een vliegtuig, een piano, een kindertekening. Mijn opa en twee ooms hebben een klassieke zerk. Daarnaast ligt oma onder een bescheiden granieten gedenkplaat. Mijn moeder zegt dat ze graag een zwerfkei wil. Laat dat nog maar even duren, zeg je dan.

Millingen aan de Rijn

Als je met je kaplaarzen en je verrekijker door de Ooijpolder struint, loop je tegenwoordig de kans om een wasbeer tegen te komen. Het Noord Amerikaanse roofdiertje is waarschijnlijk overgekomen uit Duitsland, waar al langer flinke kolonies in het wild leven. De wasbeer is de nieuwste aanwinst van bijzondere soorten die te vinden zijn langs de Rijn, ten oosten van Nijmegen: Bever, Kwartelkoning en Zwarte Stern gingen hem voor. Hoewel de ruige riviernatuur er uitziet alsof het er altijd al zo heeft bij gelegen, is het gebied in de afgelopen 20 jaar grotendeels door mensen vormgegeven.

De nieuwe natuur vormt een prachtige setting voor dagjesmensen die even willen bijkomen van hun drukke leven in de stad. Midden in het gebied ligt de Millinger theetuin. Dat is een geliefde bestemming voor hippe gezinnen uit Nijmegen, hij met modieuze baard, zij met King Louie bloemetjesjurk, drie kleine kleutertjes voorin de bakfiets. Onderweg komen zij ondernemende senioren tegen met kleurrijke windjacks en degelijke toerfietsen, soms met elektrische hulpmotor. Zij komen uitwaaien op de dijken vol boterbloemen, langs oude boerderijen en weilanden met schapen en appelbomen. De Rijn stroomt kalm richting Nijmegen, de pannenkoekenboot vaart traag voorbij.

Twee jaar geleden verbleef ik een tijdje in Millingen aan de Rijn. Daar leerde ik een andere kant van de rivier kennen. Voor de Millingers is de Rijn geen lieflijk decor, maar een oerkracht die geeft en die neemt. Vroeger werkte iedereen uit het dorp op de scheepswerf, of op de steenfabriek aan de overkant. Veel dorpelingen waren langere tijd van huis om te varen. “Ga maar vast even op de dijk staan kijken of je vader er al aan komt,” zei een vrouw altijd tegen haar zoon als hij haar in de weg liep. Sommige scheepslui kwamen thuis met een exotische aanwinst. Er wonen in het kleine dorpje daardoor opvallend veel Zwitserse dames. “Ach, hoe komt een vrouw ergens terecht, de liefde he…” Maar het water heeft vaak verraderlijke onderstromingen, waardoor de rivier ook meedogenloos kan zijn. Een dame laat haar twee teckels uit op het rivierstrandje bij het bunkerschip. “Ik hou mijn hondjes wel bij het water vandaan, want de stroming is verraderlijk. Ik ken een familie waarvan kort na elkaar twee zoontjes zijn verdronken.” Overmoedige jongens die naar de overkant willen zwemmen, een depressieve vrouw: “Ze zag haar zo het water inlopen. Ze heeft nog geroepen, maar ze was zo verward, die hoorde niets meer.”

In Januari 1995 is het hele rivierengebied geëvacueerd. Het water in de rivieren stond extreem hoog en de dijken dreigden het te begeven. Ook de inwoners van Millingen moesten hals over kop hun biezen pakken. Boeren brachten hun vee in veiligheid. Huis en haard werd achter gelaten. Gelukkig hielden de dijken het uiteindelijk wel en bleef een grote verwoesting uit. Sindsdien zijn er ingrijpende maatregelen genomen om herhaling te voorkomen. Dijken zijn verhoogd en verzwaard en de rivieren hebben extra ruimte gekregen voor hun overtollige water. Deze operatie, Ruimte voor de Rivier, gaat gepaard met natuurontwikkeling. Door het verlagen van de uiterwaarden en het graven van poelen en nevengeulen ontstaan rietlanden, drassige graslanden en broekbossen. Het resultaat is niet alleen meer veiligheid voor de bewoners van het gebied, maar ook een mooi decor voor recreërende stedelingen en een geschikt biotoop voor bevers, Zwarte Sterns en sinds kort dus ook de wasbeer.

Het honden uitlaatveldje

Op een gegeven moment begint de hond klagelijk te piepen. Hij kwispelt hoopvol als je naar hem kijkt. Je zal nu toch echt even met hem naar buiten moeten. Je trekt je jas dus maar weer aan en loopt met het beest naar het honden uitlaatveldje. Ik ben op veel verschillende plekken geweest waar de honden uitlaatplekken tamelijk armetierig waren. Vaak is de viervoeter  aangewezen op een paar modderige vierkante meter met een hek eromheen, of een karige groenstrook tussen een loods en een drukke weg. In Veenendaal liep ik eens langs een honden gedoogzone waar een bord bij stond met de mededeling dat de hond maximaal 2 meter mag uitzwenken. Dat zijn afwerkplekken waar men snel ter zaken dient te komen, verbannen naar de marge, om overlast te voorkomen. Daarmee vergeleken is ons honden uitlaatveldje een waar lusthof. Het is een klein glooiend parkje met hoge bomen eromheen; eiken, esdoorns en kastanjes. Daaronder staan bosjes, vol met mussen en roodborstjes. Best een aangename plek, als je toch naar buiten moet.

Het honden uitlaatveldje ligt tussen de Volkswijk Klarendal en de wat hippere wijk Sint Marten. Er komen dus zeer uiteenlopende types, met dito honden. Als je vaak op het veldje komt, worden er na verloop van tijd patronen zichtbaar. Ze zeggen dat een baasje op zijn hond gaat lijken, maar het  baasje kiest natuurlijk in eerste instantie voor een hond die bij hem past. De hoger opgeleide stedelingen uit Sint Marten hebben opvallend vaak een maatschappelijk verantwoorde vuilnisbak uit het asiel, het liefst uit een ver land. Krakers hebben natuurlijk ook vuilnisbakken, maar dan meteen een heleboel. Ze zijn nooit aangelijnd. Echte Klarendallers hebben een voorkeur voor grote rashonden. Rottweilers, Deense doggen, of een Ierse wolfshond. De meer streetwise Klarendallers hebben gevaarlijke vechthonden, zoals bulterriërs, of staffordshire terriërs . Deze figuren roepen vaak al voordat ze het veldje opkomen dat iedereen zijn hond bij zich moet  houden, omdat anders hun hond de jouwe helemaal afmaakt. Meestal is het baasje een stuk opgefokter dan de hond in kwestie. De oudere Klarendallers kiezen voor kleinere exemplaren; een Jack Russel voor opa, een vlinderhondje voor oma. Die kan je makkelijk meenemen op de scootmobiel.

Vandaag tref je tijdens de sanitaire excursie de eigenaar van de sportprijzenwinkel met zijn reusachtige boerboels. Jouw hond negeert hem respectvol. De man vertelt dat hier vroeger  een begraafplaats was. In 1985 is er dit parkje van gemaakt. De winkelier had toen een bouvier die de eerste jaren nog regelmatig mensenbotten opgroef. Je hebt zijn verhaal al vaker gehoord, maar het blijft een mooie anekdote. De gepensioneerde mijnwerker schuifelt het veld op met zijn kleine grijze schoothondje. Zijn vrouw is niet zo lang geleden overleden. Sindsdien gaat hij niet graag meer uit, maar dankzij de hond komt hij toch nog onder de mensen. Jullie horen hem uit beleefdheid aan. De Spaanse landschapsarchitecte loopt langs met haar brave staander. Je informeert of ze al nieuw werk gevonden heeft. Ze antwoordt dat het tegen valt, maar ze houdt de moed erin. De staander kwispelt naar iedereen, ook naar de reusachtige boerboels. Jouw hond heeft ondertussen gedaan waar hij voor gekomen is. hij kijkt je enigszins ongeduldig aan, alsof hij denkt; “Gaan we nou nog naar huis, of hoe zit het? “

De Onzalige Bossen

Alleen die naam al; de Onzalige Bossen. Daar wil je toch graag verdwalen op een stille herfstdag? Ik heb overwogen om op te zoeken waar die naam vandaan komt, maar besloot het uiteindelijk toch niet te doen. De werkelijke achtergrond van de naam is vast banaler dan de sprookjesachtige associaties die hij oproept. De naam doet denken aan roedels wolven, meedogenloze rovers, of de ronddolende geest van een verdwaald herderinnetje.

De Onzalige Bossen liggen op de Veluwezoom, tussen de drukte van de Posbank en de Carolinahoeve. Als ik in het bos ga wandelen, zoek ik naar de eenzaamheid. Het liefst kom ik helemaal niemand tegen. Een paar kilometer voorbij de Posbank  neem ik een pad zonder routemarkering. Daar lukt het eindelijk om alleen te zijn. Ik hoor alleen nog maar de wind in de boomtoppen, tjilpende meesjes en een specht die zachtjes tegen een boomstam klopt. Ver weg op de achtergrond klinkt toch nog de eeuwige grondtoon van de beschaving; auto’s, de trein, een vliegtuig.

In de omgevingspsychologie hanteert men de prospect–refuge theorie. Die gaat ervan uit dat mensen zich het prettigst voelen in een omgeving die enerzijds beschutting (refuge) biedt en anderzijds een weids uitzicht (prospect). Een bosrand bijvoorbeeld, of een steile helling. Dit zou verband houden met onze prehistorische leefomstandigheden, toen het handig was om rugdekking te hebben ter bescherming tegen sabeltandtijgers, of rivaliserende stammen. Het uitzicht kwam van pas bij het spotten van grazende prooidieren. In mijn omgeving bemerk ik inderdaad vaak een voorkeur voor open landschappen. Mijn vriend (strandjongen) voelt zich opgesloten in een dicht bos. Mijn oma (uit de polder) schijnt gezegd te hebben dat ze het bos niet fijn vond, omdat het zo lang nadrupte als het geregend had. Zelf ben ik natuurlijk niet vies van een fraai vergezicht, maar midden in het bos voel ik me heel erg thuis. De beslotenheid geeft mij een gevoel van geborgenheid. De zwijgende bomen vormen een levend huis. Ik kijk naar het bos als naar een kunstwerk; de grillige vormen, het licht en de schaduw. Overal zitten levende wezens, maar de meeste kan je niet zien of horen. Dat intrigeert me. Misschien is het een kwestie van karakter. Misschien is het bos meer iets voor introverte mensen en het veld voor uitbundige types. Een uitzicht is in één oogopslag adembenemend, terwijl je in het bos even stil moet staan om de bijzondere dingen te ontdekken.

Tijdens deze herfstwandeling in de Onzalige Bossen neem ik daar uitgebreid de tijd voor. Ik ga op de grond zitten om een foto te maken van een woud van paddenstoeltjes. Na een poosje merk ik dat ik bijna midden op een mierensnelweg ben gaan zitten. Ik volg het spoor tot het onder een boomstronk verdwijnt. Dan vliegt er een raaf over met oorverdovend vleugelgeruis. Zijn melancholische roep echoot in de verte. Drie keer.

De Zuidas

Tussen 1987 en 1997 woonde ik met mijn ouders en broertje in Amsterdam Zuid. Mijn puberkamer op de zolderverdieping van het Berlageblok keek uit over het water, met daarachter de sportvelden van het Olympiaplein. In de jaren ’90 waren de enige lichtjes aan de horizon overvliegende vliegtuigen en het reuzenrad op het Stadionplein tijdens de kermis. Als ik nu mijn ouderlijk huis bezoek en uit het zolderraam kijk, zie ik een serieuze skyline; de Zuidas.

De Zuidas is een business district met metropolitaanse pretenties. Advocaten, accountants en consultants dromen er allemaal van om hun achternaam op de gevel te zien staan van zo’n fallisch kantoorgebouw. Op vrijdagavond tegen achten zijn alle lichten in de lege kantoren nog aan. Er schuift een schoonmaker langs een raam op de achtste verdieping. Het café beneden zit stampvol.

De invloed van de Zuidas reikt ver. Zuid is altijd al een chique deel van de stad geweest, maar sinds de bouw van de kantoortorens is de sfeer op straat mondainer geworden. De omgeving van mijn ouderlijk huis was ooit een middenstandsbuurt. Het blok bestond uit huurwoningen die bestemd waren voor onderwijzers. Aan de ene kant van het blok zat een melkboer en aan de andere kant het ‘allochtonenwinkeltje’, waar we pistachenootjes kochten en popcorn. Halverwege bevond zich een winkeltje met wol en fournituren. Nu vind je er een kliniek voor permanente ontharing, een interieurarchitect en een restaurant met designbankjes en olijfbomen op het terras. Om de hoek staat een schemerige benedenwoning van 75m2 te koop. De vraagprijs is een half miljoen.

Heijplaat

Het contrast tussen Heijplaat en de havens

Vanaf de Erasmusbrug vaart er twee keer per uur een pont naar de Heijplaat. Het is een snel uitziende catamaran met een schipper en een bootsvrouw die de trossen losgooit en kaartjes verkoopt. De eerste stop is in de Jobshaven. In het aangrenzende Lloydkwatier staan imposante torenflats met strak design en winderige balkons. De planten waaien er bijna vanaf. Een oud pakhuis is op een fraaie manier omgebouwd  tot appartementencomplex. Er hangen vijf te koop bordjes aan de gevel.

Hoe verder de pont de Nieuwe Maas afvaart, hoe industriëler het landschap wordt, met zeetankers, reusachtige kranen, stapels containers en grote loodsen. In het grijze water zwemmen twee witte zwanen. Een meeuw vaart even met de boot mee. Na een tochtje van ongeveer 20 minuten vaart de catamaran de haven binnen van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM). Tot 1996 werden hier zeeschepen gerepareerd. Tegenwoordig worden de verbouwde loodsen gebruikt door Hogeschool Rotterdam en de Academie van Bouwkunst. In het directiegebouw zitten innovatieve bedrijfjes en een lunchroom. Op de kade lopen spugende jongens in overall tussen ontwerpers met zwarte brillen en asymmetrische kapsels.

Achter het strenge directiegebouw ligt het dorpje Heijplaat; één van de meest contrasterende plekken die ik ken. Terwijl alles in het havengebied groot, stoer en lawaaierig is, heeft Heijplaat een hoog Anton Pieck gehalte. De fantasierijke gebouwen zijn verfraaid met uitbundig metselwerk, torentjes en poorten. Er staan drie verschillende kerken en een muziekkoepel. Een dame op leeftijd laat haar Maltezer Leeuwtje uit.

Het tuindorp is in de jaren ’30 gebouwd om de werknemers van de RDM te huisvesten. Je mocht er toen alleen wonen als je ook daadwerkelijk op het droogdok werkte. Bij ontslag moest je binnen drie maanden verhuizen. Heijplaat wordt aan alle zijden omringd door water of zware industrie en er is maar één toegangsweg. Door de geïsoleerde ligging en de band met de RDM heerste er een saamhorigheid in het dorp die we nu wellicht als beklemmend zouden ervaren. De vrijgezellenwoningen waren bijvoorbeeld zo gebouwd dat de opzichters ze vanuit hun huis in de gaten konden houden. Stiekem doorzakken in de kroeg was er toen niet bij.

Tot voor kort heeft heel Heijplaat op de nominatie gestaan voor sloop. Na hevige protesten van toegewijde bewoners is dat nu van de baan. De saamhorigheid van de voormalige arbeiders heeft er zelfs toe geleid dat het vooroorlogse deel van het dorp nu de status van beschermd stadsgezicht heeft gekregen. Gelukkig maar, want Lloydkwartier-achtige gebouwen heb je al genoeg in Rotterdam, maar zoiets opmerkelijks als Heijplaat vind je nergens.

De Weilanden- fabriek

Door het raam van de trein tussen Utrecht en Amsterdam, kijk ik met toenemende verwondering naar het veenweidegebied. De sponzige grasmatrassen drijven in de sloten, geometrisch, perfect horizontaal en uitermate efficiënt. Sinds ik boven zeeniveau woon is dit oer-Hollandse panorama niet meer een vanzelfsprekendheid. Eigenlijk is dit helemaal geen landschap, dit is een weilandenfabriek. (Ik moet er bij zeggen dat het motregent en dat de trein vertraging heeft. Ik ben sowieso een beetje chagrijnig.)

Als het al een landschap is, dan is het een overmoedig landschap. Om de weilanden in het veenweidegebied droog te houden, moet er constant water weggepompt worden. Het leeggepompte veen komt in contact met zuurstof en begint daardoor te ontbinden. Het vergaat, het verdwijnt gewoon. Hierdoor daalt de bodem in het veenweidegebied elk jaar gemiddeld een centimeter. Door te pompen verzuipen we dus eigenlijk.

Toen mijn grootmoeder in het begin van de 20ste eeuw vanaf de boerderij over de weilanden naar het schooltje in Uithoorn liep, wemelde het er van de weidevogels en ringslangen. Nu is er van de rijke flora en fauna in het veenweidegebied weinig meer over. Het aantal broedparen van de Grutto is bijvoorbeeld in de afgelopen 10 jaar met 40% afgenomen, van de Kemphanen is nog maar 10% over van het aantal uit de jaren twintig. Om te kunnen overleven moeten de boeren steeds intensiever en efficiënter te werk gaan. De weilanden worden bemest, bekalkt, gescheurd en ingezaaid met Engels Raaigras. Voor de gemiddelde weidevogel valt er niet meer zo veel te halen op een Hollandse veenweide.

Wat is dan nog de waarde van het veenweidegebied? Het is niet pittoresk, het zinkt, er is weinig natuur, het is grotendeels ontoegankelijk voor recreanten en de boeren kunnen nauwelijks hun brood verdienen.  Toch wordt dit productielandschap met hand en tand verdedigd. Is het Groene Hart niets meer dan nostalgie? Zullen we er maar weer moeras van maken?

Hoogte 80

Ok, het is niet bepaald de Großglockner of de Mount Everest, maar met een whopping 80 meter boven zeeniveau is het wel het allerhoogste punt van Arnhem. Hoogte 80 is niet meer dan een ruig graslandje bovenop een heuvel, omzoomd met eiken en berken. Er staan wat houten speeltoestellen en een bakstenen monument waarop staat aangegeven  waar je allemaal heen kunt kijken vanaf dit punt. Bij helder weer kan je Duitsland inkijken. Merkwaardig genoeg trekken de huizen die bovenop de heuvel staan zich niets aan van dit adembenemende uitzicht. Het zijn standaard rijtjeshuizen uit de jaren 60. Licht, lucht en ruimte was toen in de mode, dus de woningen zijn optimaal op de zon georiënteerd.  Helaas betekent dat in dit geval dat de blinde kopse kanten van rijtjes op het vergezicht gericht zijn.

Hoogte 80 wordt vooral gebruikt door mensen die hun hond uitlaten en door hangjongeren uit Geitenkamp, de aangrenzende volksbuurt. Ik was er een keer tijdens oud en nieuw om samen met wat vrienden naar het vuurwerk te kijken. Het was een ijskoude heldere nacht en het uitzicht om middernacht was echt spectaculair. Het hele panorama vulde zich met gekleurde flitsen en vonkenregens. De lokale hangjongeren vonden echter dat wij niet op hun berg thuis hoorden en gooiden rotjes in onze richting.

Tijdens hemelvaart kunnen de locals niet om de postmoderne intellectuelen uit de benedenstad heen. Dan wordt er vier dagen lang een theaterfestival gehouden, waarvoor tout Arnhem de bult op sjouwt.  Het is een soort provinciale Parade, maar dan minder duur en met lokale acts. Er wordt wel net zo uitbundig rosé en witbier gedronken als op de Randstedelijke Parade. De echte Geitenkampers gaan er gewoon tussen zitten en drinken gezellig mee. Ik weet niet of ze ook naar de voorstellingen gaan (maar daar komen de postmoderne intellectuelen eerlijk gezegd ook niet altijd aan toe).

Heerlijkheid Hemmen

Hoewel Hemmen onderdeel uitmaakt van de gemeente Overbetuwe, is het een totaal andere wereld. De meeste Betuwse dorpen stralen vooral efficiëntie en comfort uit, maar in Hemmen zegeviert de romantiek van de cultuurhistorie. Het dorpje ligt aan een smalle slingerweg met monumentale eiken. Vrijwel alle huizen zijn antiek en de spaarzame nieuwbouw is in een historiserende stijl uitgevoerd. Hemmen wordt omringd door bosschages, slingerende waterpartijen, hoogstamboomgaarden en biologische akkers vol met kruiden. Het heeft eerlijk gezegd veel weg van een openluchtmuseum.

Oude en nieuwe waarden ontmoeten elkaar in Hemmen

Hemmen is van oorsprong een landgoed, compleet met kasteel en landheer. De laatste Heer van Hemmen stierf in 1931 en het landhuis werd in 1945 verwoest, maar het pittoreske dorp bestaat nog in volle glorie. Het landgoed wordt tegenwoordig beheerd door een stichting onder het wakend oog van een toegewijde rentmeester. Hij zorgt eigenhandig voor het herstel van landschapselementen en probeert het landgoed zoveel mogelijk te beschermen tegen de vaart der volkeren. Dat lukt hem goed. Hemmen is een verademing.

Het heeft maar liefst tot 1995 geduurd voordat het niet meer verplicht was om aangesloten te zijn bij de hervormde kerk als je in Hemmen wilde wonen. Tot die tijd moet het een zeer besloten en hechte gemeenschap geweest zijn. Tegenwoordig komen er steeds meer mensen ‘van buiten’ wonen die zorgen voor een vleugje diversiteit. Er lijken zich twee soorten Hemmen adepten te vormen. Aan de ene kant heb je de nostalgische groep, die in de rijke cultuurhistorie hun traditionele normen en waarden zien weerspiegeld. Aan de andere kant vormt zich de eco-groep, die onthaasting en duurzaamheid vindt in het semi-autarkische dorp. Deze twee groepen staan heel verschillend in het leven, maar voelen zich wel allebei thuis in Hemmen.