Het honden uitlaatveldje

Op een gegeven moment begint de hond klagelijk te piepen. Hij kwispelt hoopvol als je naar hem kijkt. Je zal nu toch echt even met hem naar buiten moeten. Je trekt je jas dus maar weer aan en loopt met het beest naar het honden uitlaatveldje. Ik ben op veel verschillende plekken geweest waar de honden uitlaatplekken tamelijk armetierig waren. Vaak is de viervoeter  aangewezen op een paar modderige vierkante meter met een hek eromheen, of een karige groenstrook tussen een loods en een drukke weg. In Veenendaal liep ik eens langs een honden gedoogzone waar een bord bij stond met de mededeling dat de hond maximaal 2 meter mag uitzwenken. Dat zijn afwerkplekken waar men snel ter zaken dient te komen, verbannen naar de marge, om overlast te voorkomen. Daarmee vergeleken is ons honden uitlaatveldje een waar lusthof. Het is een klein glooiend parkje met hoge bomen eromheen; eiken, esdoorns en kastanjes. Daaronder staan bosjes, vol met mussen en roodborstjes. Best een aangename plek, als je toch naar buiten moet.

Het honden uitlaatveldje ligt tussen de Volkswijk Klarendal en de wat hippere wijk Sint Marten. Er komen dus zeer uiteenlopende types, met dito honden. Als je vaak op het veldje komt, worden er na verloop van tijd patronen zichtbaar. Ze zeggen dat een baasje op zijn hond gaat lijken, maar het  baasje kiest natuurlijk in eerste instantie voor een hond die bij hem past. De hoger opgeleide stedelingen uit Sint Marten hebben opvallend vaak een maatschappelijk verantwoorde vuilnisbak uit het asiel, het liefst uit een ver land. Krakers hebben natuurlijk ook vuilnisbakken, maar dan meteen een heleboel. Ze zijn nooit aangelijnd. Echte Klarendallers hebben een voorkeur voor grote rashonden. Rottweilers, Deense doggen, of een Ierse wolfshond. De meer streetwise Klarendallers hebben gevaarlijke vechthonden, zoals bulterriërs, of staffordshire terriërs . Deze figuren roepen vaak al voordat ze het veldje opkomen dat iedereen zijn hond bij zich moet  houden, omdat anders hun hond de jouwe helemaal afmaakt. Meestal is het baasje een stuk opgefokter dan de hond in kwestie. De oudere Klarendallers kiezen voor kleinere exemplaren; een Jack Russel voor opa, een vlinderhondje voor oma. Die kan je makkelijk meenemen op de scootmobiel.

Vandaag tref je tijdens de sanitaire excursie de eigenaar van de sportprijzenwinkel met zijn reusachtige boerboels. Jouw hond negeert hem respectvol. De man vertelt dat hier vroeger  een begraafplaats was. In 1985 is er dit parkje van gemaakt. De winkelier had toen een bouvier die de eerste jaren nog regelmatig mensenbotten opgroef. Je hebt zijn verhaal al vaker gehoord, maar het blijft een mooie anekdote. De gepensioneerde mijnwerker schuifelt het veld op met zijn kleine grijze schoothondje. Zijn vrouw is niet zo lang geleden overleden. Sindsdien gaat hij niet graag meer uit, maar dankzij de hond komt hij toch nog onder de mensen. Jullie horen hem uit beleefdheid aan. De Spaanse landschapsarchitecte loopt langs met haar brave staander. Je informeert of ze al nieuw werk gevonden heeft. Ze antwoordt dat het tegen valt, maar ze houdt de moed erin. De staander kwispelt naar iedereen, ook naar de reusachtige boerboels. Jouw hond heeft ondertussen gedaan waar hij voor gekomen is. hij kijkt je enigszins ongeduldig aan, alsof hij denkt; “Gaan we nou nog naar huis, of hoe zit het? “

De Onzalige Bossen

Alleen die naam al; de Onzalige Bossen. Daar wil je toch graag verdwalen op een stille herfstdag? Ik heb overwogen om op te zoeken waar die naam vandaan komt, maar besloot het uiteindelijk toch niet te doen. De werkelijke achtergrond van de naam is vast banaler dan de sprookjesachtige associaties die hij oproept. De naam doet denken aan roedels wolven, meedogenloze rovers, of de ronddolende geest van een verdwaald herderinnetje.

De Onzalige Bossen liggen op de Veluwezoom, tussen de drukte van de Posbank en de Carolinahoeve. Als ik in het bos ga wandelen, zoek ik naar de eenzaamheid. Het liefst kom ik helemaal niemand tegen. Een paar kilometer voorbij de Posbank  neem ik een pad zonder routemarkering. Daar lukt het eindelijk om alleen te zijn. Ik hoor alleen nog maar de wind in de boomtoppen, tjilpende meesjes en een specht die zachtjes tegen een boomstam klopt. Ver weg op de achtergrond klinkt toch nog de eeuwige grondtoon van de beschaving; auto’s, de trein, een vliegtuig.

In de omgevingspsychologie hanteert men de prospect–refuge theorie. Die gaat ervan uit dat mensen zich het prettigst voelen in een omgeving die enerzijds beschutting (refuge) biedt en anderzijds een weids uitzicht (prospect). Een bosrand bijvoorbeeld, of een steile helling. Dit zou verband houden met onze prehistorische leefomstandigheden, toen het handig was om rugdekking te hebben ter bescherming tegen sabeltandtijgers, of rivaliserende stammen. Het uitzicht kwam van pas bij het spotten van grazende prooidieren. In mijn omgeving bemerk ik inderdaad vaak een voorkeur voor open landschappen. Mijn vriend (strandjongen) voelt zich opgesloten in een dicht bos. Mijn oma (uit de polder) schijnt gezegd te hebben dat ze het bos niet fijn vond, omdat het zo lang nadrupte als het geregend had. Zelf ben ik natuurlijk niet vies van een fraai vergezicht, maar midden in het bos voel ik me heel erg thuis. De beslotenheid geeft mij een gevoel van geborgenheid. De zwijgende bomen vormen een levend huis. Ik kijk naar het bos als naar een kunstwerk; de grillige vormen, het licht en de schaduw. Overal zitten levende wezens, maar de meeste kan je niet zien of horen. Dat intrigeert me. Misschien is het een kwestie van karakter. Misschien is het bos meer iets voor introverte mensen en het veld voor uitbundige types. Een uitzicht is in één oogopslag adembenemend, terwijl je in het bos even stil moet staan om de bijzondere dingen te ontdekken.

Tijdens deze herfstwandeling in de Onzalige Bossen neem ik daar uitgebreid de tijd voor. Ik ga op de grond zitten om een foto te maken van een woud van paddenstoeltjes. Na een poosje merk ik dat ik bijna midden op een mierensnelweg ben gaan zitten. Ik volg het spoor tot het onder een boomstronk verdwijnt. Dan vliegt er een raaf over met oorverdovend vleugelgeruis. Zijn melancholische roep echoot in de verte. Drie keer.

De Zuidas

Tussen 1987 en 1997 woonde ik met mijn ouders en broertje in Amsterdam Zuid. Mijn puberkamer op de zolderverdieping van het Berlageblok keek uit over het water, met daarachter de sportvelden van het Olympiaplein. In de jaren ’90 waren de enige lichtjes aan de horizon overvliegende vliegtuigen en het reuzenrad op het Stadionplein tijdens de kermis. Als ik nu mijn ouderlijk huis bezoek en uit het zolderraam kijk, zie ik een serieuze skyline; de Zuidas.

De Zuidas is een business district met metropolitaanse pretenties. Advocaten, accountants en consultants dromen er allemaal van om hun achternaam op de gevel te zien staan van zo’n fallisch kantoorgebouw. Op vrijdagavond tegen achten zijn alle lichten in de lege kantoren nog aan. Er schuift een schoonmaker langs een raam op de achtste verdieping. Het café beneden zit stampvol.

De invloed van de Zuidas reikt ver. Zuid is altijd al een chique deel van de stad geweest, maar sinds de bouw van de kantoortorens is de sfeer op straat mondainer geworden. De omgeving van mijn ouderlijk huis was ooit een middenstandsbuurt. Het blok bestond uit huurwoningen die bestemd waren voor onderwijzers. Aan de ene kant van het blok zat een melkboer en aan de andere kant het ‘allochtonenwinkeltje’, waar we pistachenootjes kochten en popcorn. Halverwege bevond zich een winkeltje met wol en fournituren. Nu vind je er een kliniek voor permanente ontharing, een interieurarchitect en een restaurant met designbankjes en olijfbomen op het terras. Om de hoek staat een schemerige benedenwoning van 75m2 te koop. De vraagprijs is een half miljoen.

Heijplaat

Het contrast tussen Heijplaat en de havens

Vanaf de Erasmusbrug vaart er twee keer per uur een pont naar de Heijplaat. Het is een snel uitziende catamaran met een schipper en een bootsvrouw die de trossen losgooit en kaartjes verkoopt. De eerste stop is in de Jobshaven. In het aangrenzende Lloydkwatier staan imposante torenflats met strak design en winderige balkons. De planten waaien er bijna vanaf. Een oud pakhuis is op een fraaie manier omgebouwd  tot appartementencomplex. Er hangen vijf te koop bordjes aan de gevel.

Hoe verder de pont de Nieuwe Maas afvaart, hoe industriëler het landschap wordt, met zeetankers, reusachtige kranen, stapels containers en grote loodsen. In het grijze water zwemmen twee witte zwanen. Een meeuw vaart even met de boot mee. Na een tochtje van ongeveer 20 minuten vaart de catamaran de haven binnen van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM). Tot 1996 werden hier zeeschepen gerepareerd. Tegenwoordig worden de verbouwde loodsen gebruikt door Hogeschool Rotterdam en de Academie van Bouwkunst. In het directiegebouw zitten innovatieve bedrijfjes en een lunchroom. Op de kade lopen spugende jongens in overall tussen ontwerpers met zwarte brillen en asymmetrische kapsels.

Achter het strenge directiegebouw ligt het dorpje Heijplaat; één van de meest contrasterende plekken die ik ken. Terwijl alles in het havengebied groot, stoer en lawaaierig is, heeft Heijplaat een hoog Anton Pieck gehalte. De fantasierijke gebouwen zijn verfraaid met uitbundig metselwerk, torentjes en poorten. Er staan drie verschillende kerken en een muziekkoepel. Een dame op leeftijd laat haar Maltezer Leeuwtje uit.

Het tuindorp is in de jaren ’30 gebouwd om de werknemers van de RDM te huisvesten. Je mocht er toen alleen wonen als je ook daadwerkelijk op het droogdok werkte. Bij ontslag moest je binnen drie maanden verhuizen. Heijplaat wordt aan alle zijden omringd door water of zware industrie en er is maar één toegangsweg. Door de geïsoleerde ligging en de band met de RDM heerste er een saamhorigheid in het dorp die we nu wellicht als beklemmend zouden ervaren. De vrijgezellenwoningen waren bijvoorbeeld zo gebouwd dat de opzichters ze vanuit hun huis in de gaten konden houden. Stiekem doorzakken in de kroeg was er toen niet bij.

Tot voor kort heeft heel Heijplaat op de nominatie gestaan voor sloop. Na hevige protesten van toegewijde bewoners is dat nu van de baan. De saamhorigheid van de voormalige arbeiders heeft er zelfs toe geleid dat het vooroorlogse deel van het dorp nu de status van beschermd stadsgezicht heeft gekregen. Gelukkig maar, want Lloydkwartier-achtige gebouwen heb je al genoeg in Rotterdam, maar zoiets opmerkelijks als Heijplaat vind je nergens.