Op dit moment (11 januari 2023) is de winter ver te zoeken. De vogels fluiten en vorige week zag ik de brem al in bloei staan. Wie weet krijgt deze winter ook nog een staartje, maar dat het klimaat verandert lijkt onomkeerbaar.
Een optimist zou zeggen dat elke crisis ook kansen biedt. Het dwingt je om de situatie op een andere manier te bekijken en met creatieve oplossingen te komen. “Never waste a good crisis,” zei Winston Churchill niet voor niets. Het afgelopen jaar schreef ik verschillende verhalen over inspirerende projecten die oplossingen bieden voor urgente problemen. Het Brabants Landschap nam bijvoorbeeld het natuurgebied Greveschutven drastisch op de schop om de negatieve gevolgen van stikstof terug te draaien. In Rheden kunnen bewoners een stuk rivieroever adopteren en daar het zwerfafval opruimen. Op die manier vermindert de plastic soep op zee. De uitdagingen die de landbouwtransitie met zich meebrengt worden aangepakt door de pioniers van North Sea Farmers. Zij werken aan grootschalige zeewierproductie als alternatieve eiwitbron. Hoop doet leven!
Maar laten we te midden van alle crisissen niet vergeten ook gewoon van de schoonheid van de natuur te genieten. Een verandering hoeft niet altijd negatief uit te pakken. De brem bloeit nu weliswaar zeven weken te vroeg, maar het blijven mooie bloemen.
‘Natuurinclusief’ is momenteel erg in de mode. Iedereen heeft het over natuurinclusief bouwen, maar ook tuinen, wijken en de landbouw worden natuurinclusief. Natuurlijk juich ik alle aandacht voor biodiversiteit toe, maar in mijn optiek is het een pleonasme. Bestaat er op deze planeet wel zoiets als natuurexclusief? Hoe ziet een natuurexclusieve woonwijk eruit? Laten we eens een gedachte-experiment doen:
In een natuurexclusieve woonwijk worden de bewoners ’s ochtends niet wakker bij het gefluit van een merel. Er komen geen pimpelmezen op de vetbollen af. Koolwitjes en dagpauwogen landen niet op de vlinderstruik, want die staat er niet. Er groeit namelijk helemaal niets. Alle openbare ruimte is verhard, alle tuinen zijn betegeld. Elk dapper onkruidje dat zich tussen de voegen probeert te vestigen wordt resoluut verdelgd.
In een natuurexclusieve woonwijk wonen geen huisdieren, want Boy en Sheba zijn toch nog wel heel erg nauw verwant aan wolven en lynxen. Eerlijk gezegd wonen er ook helemaal geen mensen, want wij zijn in principe ook niet veel meer dan een biologisch organisme, natuur dus. We ademen, eten en poepen als elk ander dier. Bovendien bestaat ons gestel voor een cruciaal deel uit ontelbare schimmels en bacteriën. Zonder natuur leggen we direct het loodje.
Als je het zo bekijkt kan je een woonwijk alleen natuurexclusief maken als je hem isoleert van de omgeving in een glazen stolp en die vacuum zuigt. Alleen zo kan je voorkomen dat de natuur toch nog stiekem naar binnen sluipt. Zo’n woonwijk zal nooit gebouwd worden, want daar kan niemand ooit geld aan verdienen.
Zo kunnen we concluderen dat elke wijk per definitie natuurinclusief is. En als we dan toch bezig zijn, kunnen we het maar beter meteen goed doen, niet waar? Dus weg met de verharding en wees gul met inheemse beplanting. Maak ruimte voor nesten en holen en maai het gazon niet te strak. Moge alle levende wezens gelukkig zijn!
In Neede transformeert een groep actieve bewoners een voormalige rioolwaterzuivering tot een multifunctioneel natuurpark. Ze kregen het terrein in de schoot geworpen toen de lokale IVN afdeling bij de gemeente om een overhoekje vroeg waar ze iets leuks mee konden doen. Na zes jaar plannen, fondsenwerven en verbouwen is Natuurpark Kronenkamp sinds dit voorjaar geopend voor publiek.
Landschapsarchitect Jacqueline Collou speelde een belangrijke rol bij het tot stand komen van het project, maar in totaal zijn er momenteel 80 vrijwilligers bij het natuurpark betrokken. Ze helpen bij bouwwerkzaamheden, organiseren activiteiten, beheren het bezoekerscentrum en onderhouden het terrein. Dat laatste brengt soms verschillen in natuurbeleving aan het licht. Terwijl de één enthousiast wordt van overwoekerde ruigtes, wil de ander alles netjes opknappen.
De in onbruik geraakte rioolwaterzuivering was 15 jaar aan zijn lot overgelaten. De natuur had het terrein overgenomen. Tussen de betonnen constructies van de vloeivelden en bovenop de grintcilinders groeiden bramen en bomen. Het terrein had hierdoor iets geheimzinnigs en avontuurlijks, als een decor voor een fantasy film. Jacqueline Collou wil deze sfeer graag behouden en stelt bescheiden ingrepen voor. Overijverige vrijwilligers ruimen soms net iets meer op dan ze zou willen. Het blijft polderen bij participatieprojecten.
Bezorgde vrienden vragen mij de laatste tijd soms of ik nog wel genoeg werk heb als zzp-er in tijden van corona. Wees gerust; mijn klussen lopen gewoon door. Op dit moment werk ik aan de website van Vandersanden, een producent in straatbakstenen. Daarnaast schrijf ik mee aan de tussenrapportage van het Innovatie Programma Veen en maak ik een artikel voor de Blauwe Kamer. Genoeg te doen dus. Ook tijdens een pandemie blijft er behoefte aan verhalen over onze leefomgeving. Misschien juist nu.
Nu we allemaal thuis moeten blijven, ondervindt iedereen het belang van omgevingskwaliteit aan den lijve. Ik prijs mezelf gelukkig met prachtige natuur op loopafstand. Een frisse neus betekent voor mij een wandeling op de Veluwe. Ook heb ik de mazzel dat ik vlak voor de lockdown ben verhuisd van twee hoog in de binnenstad naar een benedenwoning met tuin in een jaren 30 wijkje. Die tuin is nu echt een cadeautje.
Van de week ging ik naar het tuincentrum om plantjes te kopen. Ik schrok een beetje van de drukte daar. Er is een deurbeleid, maar toch was het lastig om anderhalve meter afstand te houden. Blijkbaar zijn meer mensen op dit moment blij met hun tuin. Wat me ook opvalt zijn berichten dat de huizenmarkt geen last lijkt te hebben van de coronacrisis. Terwijl luchtvaartmaatschappijen, theaters en kappers om dreigen te vallen, draaien de makelaars overuren. We willen allemaal een fijn thuis.
Zou de herwaardering van de woning en de directe leefomgeving stand houden na corona? Misschien ontstaat er hierdoor wel vernieuwd draagvlak voor ambitieuze plannen voor de inrichting van ons land. Het zou mooi zijn als deze pandemie leidt tot groenere openbare ruimte, meer biodiversiteit en respect voor ons landschap. Hopelijk mag ik daar dan weer mooie verhalen over schrijven.
Onlangs bezocht ik Suriname, een prachtig en veelzijdig land. Vooral mijn verblijf in het binnenland maakte grote indruk.
Patat Bij Antjoni houdt de weg op. Hier stappen we over op een korjaal. Terwijl de bootsman de bagage inlaadt, wacht ik in de schaduw. Er komt een meisje naar me toe. Ze is een jaar of 10 en draagt een knalroze jurkje. Ze eet een lolly van dezelfde kleur. “Hoe heet je naam?” vraagt ze. Ik vertel haar mijn naam. Zij heet Alicia. Daarna fluistert ze iets onverstaanbaars. Ik buig me naar haar toe. “Patat,” hoor ik nu, “ik wil patat.” Ze kijkt er hongerig bij en likt nog eens aan haar lolly.
Beestjes Toen ik gisteravond mijn tanden ging poetsen, sprongen er drie kakkerlakken uit mijn toilettas. Ik ben dol op beestjes, maar deze waren wel heel vrijpostig. Het toilethuisje is helemaal een dierentuin, met boomkikkers, padden en een monsterlijke reuzensprinkhaan. Het wordt hier zo donker dat je de melkweg kunt zien. Uit het bos klinken merkwaardige geluiden; een tondeuse, een wieltje dat gesmeerd moet worden, voetstappen in de sneeuw, maar dan keihard, de vliegende auto van the jetsons. Ik vind het eigenlijk wel fijn om niet te weten wat ik hoor. Zo stroomt je hoofd vanzelf wel leeg.
Alles stroomt De mensen in het binnenland leven met de rivier. Aan de waterkant van de dorpen is het altijd druk. Een man staat tot zijn middel in het water en poetst zijn tanden. De vrouwen schrobben hun pannen, terwijl een jongetje zijn hengel uitwerpt. Op de rotsen ligt het wasgoed te drogen. Het voelt een beetje vreemd om zo door iemands badkamer te varen, maar privacy is hier iets subtieler dan bij ons. De rivier stroomt de hele dag langs, zonder begin en zonder eind. Alles komt vanzelf, maar het spoelt ook zo weer weg.
Eindelijk is het zo ver: na jaren van schetsen, aanpassen, uitwerken en weer aanpassen is je ontwerp eindelijk opgeleverd. Nu is het tijd om het resultaat aan de grote klok te hangen. Je zet het project op je website, stuurt een persbericht rond en brengt het onder de aandacht bij jaarboeken en awards. Natuurlijk laat je eerst mooie foto’s maken, maar een heldere, overtuigende projecttekst is minstens zo belangrijk. Hier volgen een paar tips:
1. Hou het kort De gemiddelde lezer heeft de aandachtsspanne van een goudvis. Maak je verhaal daarom niet te lang. Voor een webtekst is een lengte van ± 500 woorden ideaal. Beschrijf alleen de hoofdlijnen van je ontwerp. We zijn niet geïnteresseerd in het straatsteenverband of de vorm van een plantvak, tenzij dit cruciaal is voor je concept.
2. Begin met de kernboodschap Het is belangrijk om direct de aandacht van de lezer te wekken, anders haakt hij af. Begin de projecttekst daarom met een korte intro, waarin je de kern van het project benoemt. Vertel wat de opdracht was en wat er zo bijzonder is aan jouw ontwerp. Kortom: waar gaat deze tekst over en waarom moet ik verder lezen?
3. Zorg voor een heldere opbouw De luie lezer moet de strekking van je verhaal eigenlijk al begrijpen door de tekst vluchtig te scannen. Bouw de tekst op uit korte alinea’s met een duidelijke tussenkop. Beantwoord 1 vraag per alinea. Bijvoorbeeld: Welk probleem moest er opgelost worden? Hoe zag de uitgangssituatie eruit? Welke uitdagingen kwam je tegen? Hoe heb je het probleem opgelost?
4. Show, don’t tell Deze tip wordt vaak gegeven aan fictieschrijvers, maar geldt eigenlijk voor elke tekst. Schrijf niet: ‘Het personage was verdrietig,’ maar: ‘Het personage zat in joggingbroek op de bank, omringd door lege chipszakken en gebruikte zakdoeken.’ Vertel in je projecttekst dus niet alleen dat het ontwerp aansluit op de omgeving, maar liet zien hoe.
5. Vermijd jargon Zelfs als je voor vakgenoten schrijft, moet je onnodig vakjargon vermijden. Het verhaal wordt er niet helderder op als je schrijft: ‘De structuurdrager wordt begeleid door een familie van hoogwaardig straatmeubilair en vindt zijn beëindiging in een contrapuntisch accent, waarmee het de verankering in en leesbaarheid van het landschap borgt.’ Jip en Janneketaal is niet nodig, maar maak het niet ingewikkelder dan het is.
“De wolvin die al een half jaar op de noordelijke Veluwe leeft, heeft een mannetje ontmoet,” bericht Natuurmonumenten opgetogen. “En aangezien we midden in de paartijd zitten is er best een kans dat we dit jaar al de eerste jonkies zullen zien!” Dat niet iedereen onverdeeld enthousiast is over dit nieuws, merkte ik tijdens het schrijven van een artikel voor Vakblad natuur bos landschap. Ik vroeg een aantal belanghebbenden hoe zij het debat over de wolf in Nederland ervaren.
Jubelverhalen of doemscenario’s
Matthijs Nijboer, directeur Natuur en Milieu Overijssel, ziet vooral dat berichten in de media over de wolf ofwel jubelverhalen zijn, ofwel doemscenario’s schetsen: “Op RTVOost zijn bijvoorbeeld gruwelijke beelden te zien van de ‘slachting’ die een wolf aanrichtte bij een schapenhouder uit Lierderholthuis,” vertelt hij. “Dat was behoorlijk heftig. Het is begrijpelijk dat hier aandacht aan besteed wordt, maar polarisering is niet de beste weg om tot oplossingen te komen.” Matthijs Nijboer hecht daarom aan een meer genuanceerd debat, waarin verschillende standpunten aan bod komen.
We weten niet wat we kunnen verwachten
Peter Drenth, gedeputeerde provincie Gelderland, vertelt dat de provincie een proefperiode van drie jaar instelt, waarin het faunafonds alle schade door wolven vergoedt. Die proefperiode geeft de provincie de tijd om te kijken wat nodig is om regels vast te stellen. “De wolf is 150 jaar weggeweest, dus we weten niet wat we kunnen verwachten,” zegt Peter. “Vergelijk het met de ganzen. Vroeger wilden we meer ganzen in Nederland, maar dat is volledig uit de hand gelopen. Daarom worden de ganzen nu juist weer bejaagd.” Peter Drenth wacht liever onderzoek af van de universiteiten in Wageningen en Utrecht voordat hij conclusies trekt.
Traumatische ervaring
Saskia Duives-Cahuzak, voorzitter LTO vakgroep schapenhouderij, denkt dat we de wolven totaal onderschatten. Voor veehouders is het een traumatische ervaring om de dieren dood in de wei aantreffen, of erger nog; half levend. “Waarom chippen we de welpen niet die waarschijnlijk deze zomer op de Veluwe worden geboren?” oppert ze. “Als ze dan gaan rondzwerven kunnen we schapenhouders waarschuwen als er een wolf aankomt.” Saskia Duives-Cahuzak vindt het vooral belangrijk dat de samenleving als geheel de gevolgen draagt van de terugkeer van de wolf. “Dan heb ik het niet alleen over schadevergoedingen, maar ook over preventiekosten en arbeid.”
Ik woon in het winkelapparaat. Daar heb ik gemengde gevoelens over. Aan de ene kant is het altijd gezellig en afwisselend. Logistiek is het ook erg handig. Aan de andere kant is het soms vervreemdend, alsof je in een decor woont, of in een pretpark. Vooral rond de feestdagen valt het hedonisme van onze consumptiemaatschappij extra goed op.
Winkelstraatpiraat Als ik mijn voordeur uitstap, voeg ik mij in de stroom slenterende consumenten. Ik heb wel een fiets in de kelderbox staan, maar die gebruik ik zelden. Ik ben een voetganger, een winkelstraatpiraat. Ik hou me niet aan de gemiddelde snelheid, slalom om kinderwagens heen en haal rechts in. Binnen vijf minuten loop ik naar de markt, het filmhuis, of de bibliotheek. Binnen tien minuten sta ik op het station, of midden in het mooiste stadspark van Nederland. Alles wat ik nodig heb, en nog ontelbaar veel meer, is binnen handbereik.
Anoniem In het centrum van Arnhem wonen 5.770 mensen. De meesten kennen elkaar niet. Door de grote stroom voorbijgangers blijven gezichten niet hangen. De winkelier van beneden kijkt mij glazig aan als ik hem groet. We hebben wel een facebookgroep voor ons appartementencomplex. Daarop mopperen we over het gebrekkige onderhoud van het gebouw en vragen we of iemand een ladder te leen heeft. Een buurtborrel is wel eens gesuggereerd, maar nooit van de grond gekomen. Ik voel me meer verbonden met de paradijsvogels die ik op straat tegenkom; de accordeonspeler met de gleufhoed, de dakloze die ansichtkaarten verkoopt, de transgender bij het koffiehuis. De anonimiteit van de binnenstad geeft iedereen de ruimte.
Dagritme Als je er zo middenin woont, zie je pas echt hoe gulzig het winkelapparaat is. Elke dag wordt er een duizelingwekkende hoeveelheid spullen doorheen gedraaid. Het begint ’s ochtends met de schoonmaakploeg. Bladblazers en veegwagens ruimen alles op wat de consumenten uit hun handen en monden laten vallen; propjes, peuken, kauwgum. Tussen 7:00 en 11:00 is de venstertijd. Dat betekent dat de vrachtwagens naar binnen mogen. Ze wurmen zich ronkend en piepend door de smalle straten langs elkaar heen, openen hun klep en laden hun spullen uit. Koukleumende winkelmedewerkers wachten ze op. Tegen het eind van de ochtend beginnen de straten vol te lopen met consumenten. De meesten zijn vrolijk en ontspannen, ze zijn een dagje uit. Ze roken een sigaret of eten een halve worst, terwijl aan hun andere pols een groeiende tros papieren tassen bungelt. Voldaan en verzadigd keren ze in de loop van de middag terug naar station of parkeergarage. ’s Avonds komen de vuilniswagens. Het afval ligt klaar in manshoge bergen. Dinsdag is plasticdag, woensdag papierdag, donderdag restafvaldag. Dit ritme herhaalt zich elke dag.
Kerstmoraal Op zaterdagochtend word ik gewekt door het carillon dat kerstliedjes speelt; All I want for Christmas en Gloria in Excelsis Deo. Vergeef mij dit moralisme, maar het kerst, dus het mag een keertje. Hebben we al die spullen wel echt nodig? De gemiddelde Nederlander koopt bijvoorbeeld elk jaar 46 kledingstukken en gooit er 40 weg. Dat terwijl 8.000 liter water nodig is om een kilo katoen te produceren en de arbeiders een rotleven hebben. Ik wil natuurlijk niemand een leuk dagje winkelen ontzeggen, maar ik zou zo graag willen dat het wat bewuster kon. Zoals Loesje het zo mooi zei: “Koopkracht is de kracht om te laten liggen wat je niet nodig hebt.” Fijne feestdagen allemaal!
Hoe ziet onze leefomgeving eruit in 2060? Deze vraag staat centraal bij het project ‘Regio van de Toekomst’. Acht teams van ontwerpers en onderzoekers buigen zich over verschillende regio’s om een bijdrage te leveren aan de Nationale Omgevingsvisie. Ik mag als schrijver meedenken over de toekomst van de regio Arnhem-Nijmegen-FoodValley.
Concreet toekomstbeeld Ruimtelijke toekomstvisies hebben vaak een abstract karakter. Het zijn kaarten op een hoog schaalniveau met vlekken en pijlen, die aangeven waar de verschillende ruimteclaims kunnen worden ingepast. Als schrijver wil ik mij verdiepen in de sciencefiction van de ruimtelijke toekomst. Hoe ziet het dagelijks leven er in deze regio over ruim 40 jaar uit? Hoe wonen we? Hoe ziet een werkdag eruit? Wat valt er te beleven in de natuur en bij het water?
Jaren ‘70 Er kan veel veranderen in 40 jaar tijd. In de jaren ’70 had niemand nog een computer in huis. Als je iets wilde regelen moest je naar een winkel of een kantoor. Mobiele telefoons bestonden nog niet. Als je de weg kwijt was, moest je die vragen. Binnensteden waren vervallen en onpopulair. De gemeente Amsterdam vroeg zich serieus af of ze de Pijp en de Jordaan niet beter konden slopen. Alle bloemkoolwijken en Vinexwijken moesten nog gebouwd worden.
Utopie Wat verandert er allemaal in de komende decennia? Helaas hebben we geen glazen bol. Het mooie van dit project is dat we onze eigen utopie mogen schetsen. We gaan er dus vanuit dat Nederland welvarend blijft en dat er geen dictator aan de macht komt. We gaan er vanuit dat we een duurzame weg kiezen, waarin ecologie en techniek elkaar versterken. We gaan er vooral vanuit dat de kwaliteit van onze leefomgeving het aller belangrijkste is. Laten we er eens iets moois van maken.
Auke Kuipers van Woonpalet werkt aan verduurzaming
Terwijl onze wereldleiders nog bakkeleien over klimaatdoelstellingen, gebeurt er op lokaal niveau al van alles. Voor de Natuur en milieufederatie Flevoland interviewde ik een aantal plaatselijke professionals over duurzaam wonen in de polder. Hoewel hun persoonlijke motivaties verschillen, zijn ze het over één ding eens: we moeten gewoon aan de slag met verduurzaming.
Niet doorschuiven Gemeente Almere bereidt zich voor op een pilotproject waarbij 150 woningen in Almere Haven overstappen van gas op het warmtenet. Projectmanager duurzame energie Anne Marie van Osch laat zich in haar missie inspireren door de wetenschapper Jared Diamond: “In zijn boek Zwaarden, paarden en ziektekiemen beschrijft hij hoe de bewoners van Paaseiland ten onder gingen omdat ze de natuurlijke hulpbronnen op hun eiland hadden uitgeput. Diamond vraagt zich af; ‘Wat dacht de Paaseilander die de laatste boom omhakte? Dacht hij soms dat ze later wel een oplossing zouden vinden?’ We moeten onze problemen niet doorschuiven naar volgende generaties. Daarom is het belangrijk om nu aan de slag te gaan met de verduurzaming van onze stad.”
Lagere energielasten Woningcorporatie Oost Flevoland Woondiensten is al een tijdje bezig met het verduurzamen van bestaande woningen. Marco Kersing, manager projecten, doet het vooral voor de bewoners: “Milieu is natuurlijk ontzettend belangrijk, maar voor veel van onze huurders is het een ver van mijn bed show. Zij kampen met heel andere problemen. Ik voel grote betrokkenheid bij mensen die het financieel wat minder hebben. Daarom vind ik het mooi om juist voor hen een lastenverlichting te realiseren, bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnepanelen. OFW vindt een juiste prijs-kwaliteit verhouding belangrijk: woningen moeten er goed bij staan, maar wel betaalbaar blijven.”
Morele verplichting Woonpalet in Zeewolde is op dit moment bezig met een pilot waarbij twee sociale huurwoningen helemaal van het gas afgehaald worden. Projectleider vastgoed Auke Kuipers voelt een morele verplichting om de woningvoorraad aardgasvrij te maken: “We zijn het de Groningers verplicht. We hebben met zijn allen jaren geprofiteerd van het Groningse gas, maar zij zitten daar nu met de gevolgen opgescheept. Ik ben laatst langs geweest bij een woningcorporatie in Groningen. Als je dan met eigen ogen ziet voor welke problemen ze staan, dan grijpt mij dat aan. We moeten hier echt mee aan de slag. Niet alleen voor de Groningers, maar voor de hele aarde. Ik vind dat wij daar als woningcorporatie een voorbeeldfunctie in hebben.”
Het verschil maken Of ze het nou doen voor de bewoners, de Groningers, of generaties die na ons komen, het resultaat is hetzelfde: wonen wordt duurzamer. We hoeven niet te wachten op het moment dat de hoge dames en heren het met elkaar eens zijn over hoe en wat er moet gebeuren. Als we alle lokale initiatieven bij elkaar optellen, komen we tot een significante beweging. Het laat zien dat een individu wel degelijk het verschil kan maken.