Boven Suriname

Onlangs bezocht ik Suriname, een prachtig en veelzijdig land. Vooral mijn verblijf in het binnenland maakte grote indruk.

Sofia Opfer Atjoni Suriname

Patat
Bij Antjoni houdt de weg op. Hier stappen we over op een korjaal. Terwijl de bootsman de bagage inlaadt, wacht ik in de schaduw. Er komt een meisje naar me toe. Ze is een jaar of 10 en draagt een knalroze jurkje. Ze eet een lolly van dezelfde kleur. “Hoe heet je naam?” vraagt ze. Ik vertel haar mijn naam. Zij heet Alicia. Daarna fluistert ze iets onverstaanbaars. Ik buig me naar haar toe. “Patat,” hoor ik nu, “ik wil patat.” Ze kijkt er hongerig bij en likt nog eens aan haar lolly.

Beestjes
Toen ik gisteravond mijn tanden ging poetsen, sprongen er drie kakkerlakken uit mijn toilettas. Ik ben dol op beestjes, maar deze waren wel heel vrijpostig. Het toilethuisje is helemaal een dierentuin, met boomkikkers, padden en een monsterlijke reuzensprinkhaan. Het wordt hier zo donker dat je de melkweg kunt zien. Uit het bos klinken merkwaardige geluiden; een tondeuse, een wieltje dat gesmeerd moet worden, voetstappen in de sneeuw, maar dan keihard, de vliegende auto van the jetsons. Ik vind het eigenlijk wel fijn om niet te weten wat ik hoor. Zo stroomt je hoofd vanzelf wel leeg.

Alles stroomt
De mensen in het binnenland leven met de rivier. Aan de waterkant van de dorpen is het altijd druk. Een man staat tot zijn middel in het water en poetst zijn tanden. De vrouwen schrobben hun pannen, terwijl een jongetje zijn hengel uitwerpt. Op de rotsen ligt het wasgoed te drogen. Het voelt een beetje vreemd om zo door iemands badkamer te varen, maar privacy is hier iets subtieler dan bij ons. De rivier stroomt de hele dag langs, zonder begin en zonder eind. Alles komt vanzelf, maar het spoelt ook zo weer weg.

5 tips voor een ijzersterke projecttekst

IMG_20190318_2

Eindelijk is het zo ver: na jaren van schetsen, aanpassen, uitwerken en weer aanpassen is je ontwerp eindelijk opgeleverd. Nu is het tijd om het resultaat aan de grote klok te hangen. Je zet het project op je website, stuurt een persbericht rond en brengt het onder de aandacht bij jaarboeken en awards. Natuurlijk laat je eerst mooie foto’s maken, maar een heldere, overtuigende projecttekst is minstens zo belangrijk. Hier volgen een paar tips:

1. Hou het kort
De gemiddelde lezer heeft de aandachtsspanne van een goudvis. Maak je verhaal daarom niet te lang. Voor een webtekst is een lengte van ± 500 woorden ideaal. Beschrijf alleen de hoofdlijnen van je ontwerp. We zijn niet geïnteresseerd in het straatsteenverband of de vorm van een plantvak, tenzij dit cruciaal is voor je concept.

2. Begin met de kernboodschap
Het is belangrijk om direct de aandacht van de lezer te wekken, anders haakt hij af. Begin de projecttekst daarom met een korte intro, waarin je de kern van het project benoemt. Vertel wat de opdracht was en wat er zo bijzonder is aan jouw ontwerp. Kortom: waar gaat deze tekst over en waarom moet ik verder lezen?

3. Zorg voor een heldere opbouw
De luie lezer moet de strekking van je verhaal eigenlijk al begrijpen door de tekst vluchtig te scannen. Bouw de tekst op uit korte alinea’s met een duidelijke tussenkop. Beantwoord 1 vraag per alinea. Bijvoorbeeld: Welk probleem moest er opgelost worden? Hoe zag de uitgangssituatie eruit? Welke uitdagingen kwam je tegen? Hoe heb je het probleem opgelost?

4. Show, don’t tell
Deze tip wordt vaak gegeven aan fictieschrijvers, maar geldt eigenlijk voor elke tekst. Schrijf niet: ‘Het personage was verdrietig,’ maar: ‘Het personage zat in joggingbroek op de bank, omringd door lege chipszakken en gebruikte zakdoeken.’ Vertel in je projecttekst dus niet alleen dat het ontwerp aansluit op de omgeving, maar liet zien hoe.

5. Vermijd jargon
Zelfs als je voor vakgenoten schrijft, moet je onnodig vakjargon vermijden. Het verhaal wordt er niet helderder op als je schrijft: ‘De structuurdrager wordt begeleid door een familie van hoogwaardig straatmeubilair en vindt zijn beëindiging in een contrapuntisch accent, waarmee het de verankering in en leesbaarheid van het landschap borgt.’ Jip en Janneketaal is niet nodig, maar maak het niet ingewikkelder dan het is.

Wolven zaaien verdeeldheid

wolf

“De wolvin die al een half jaar op de noordelijke Veluwe leeft, heeft een mannetje ontmoet,” bericht Natuurmonumenten opgetogen. “En aangezien we midden in de paartijd zitten is er best een kans dat we dit jaar al de eerste jonkies zullen zien!” Dat niet iedereen onverdeeld enthousiast is over dit nieuws, merkte ik tijdens het schrijven van een artikel voor Vakblad natuur bos landschap. Ik vroeg een aantal belanghebbenden hoe zij het debat over de wolf in Nederland ervaren.


Jubelverhalen of doemscenario’s

Matthijs Nijboer, directeur Natuur en Milieu Overijssel, ziet vooral dat berichten in de media over de wolf ofwel jubelverhalen zijn, ofwel doemscenario’s schetsen: “Op RTVOost zijn bijvoorbeeld gruwelijke beelden te zien van de ‘slachting’ die een wolf aanrichtte bij een schapenhouder uit Lierderholthuis,” vertelt hij. “Dat was behoorlijk heftig. Het is begrijpelijk dat hier aandacht aan besteed wordt, maar polarisering is niet de beste weg om tot oplossingen te komen.” Matthijs Nijboer hecht daarom aan een meer genuanceerd debat, waarin verschillende standpunten aan bod komen.


We weten niet wat we kunnen verwachten

Peter Drenth, gedeputeerde provincie Gelderland, vertelt dat de provincie een proefperiode van drie jaar instelt, waarin het faunafonds alle schade door wolven vergoedt. Die proefperiode geeft de provincie de tijd om te kijken wat nodig is om regels vast te stellen. “De wolf is 150 jaar weggeweest, dus we weten niet wat we kunnen verwachten,” zegt Peter. “Vergelijk het met de ganzen. Vroeger wilden we meer ganzen in Nederland, maar dat is volledig uit de hand gelopen. Daarom worden de ganzen nu juist weer bejaagd.”  Peter Drenth wacht liever onderzoek af van de universiteiten in Wageningen en Utrecht voordat hij conclusies trekt.


Traumatische ervaring

Saskia Duives-Cahuzak, voorzitter LTO vakgroep schapenhouderij, denkt dat we de wolven totaal onderschatten. Voor veehouders is het een traumatische ervaring om de dieren dood in de wei aantreffen, of erger nog; half levend. “Waarom chippen we de welpen niet die waarschijnlijk deze zomer op de Veluwe worden geboren?” oppert ze. “Als ze dan gaan rondzwerven kunnen we schapenhouders waarschuwen als er een wolf aankomt.” Saskia Duives-Cahuzak vindt het vooral belangrijk dat de samenleving als geheel de gevolgen draagt van de terugkeer van de wolf. “Dan heb ik het niet alleen over schadevergoedingen, maar ook over preventiekosten en arbeid.”